Overslaan en naar de inhoud gaan

Voet: talusfracturen

Zeven gewrichtsvlakken bekken 60% van het oppervlak.
Nummer twee in incidentie tarsale fracturen.
 
Main blood supply:    via de tarsale tunnel ® veel osteonecrose na fractuur
Drie onderdelen:    corpus, hals en neus/head
Os trigonum:        acc. Botkern bij de posterolaterale processus; indien gefuseerd, dan             heet dat Stieda’s os, hetgeen trauma prone is.
Slechte prognose bij:    gecompliceerde fractuur, Hawkins type 3 en 4, malunion,     osteonecrose, infectie en multitrauma’s.

 

FRACTUURINDELING:
-    mate van dislocatie
-    localisatie: hals, trochlea, achterste facetgewricht (CT-scan overwegen)
-    mate van communitie (CT-scan)

 I Corpus fracturen:
A.     Fractuur processus posterior (Sherpherd’s fracture):

    -trauma mechanisme is plantairflexie (nutcracker type) of dorsaalflexie (avulsiefractuur)
    -pijn bij dorsaalflexie hallux;

B.     Fractuur processus lateralis:  traumamechanisme:    dorsaalflexie-inversie (snowboarding injuries)

C.     Fractuur trochlea/corpus: Slechte prognose: 50% arthrose, 25-100% AVN

D.     Osteochondraalfracturen: Anterolateraal (traumatisch) of posteromediaal (osteochondrosis) op de dome gelokaliseerd. Stadium I-IV

II Talus halsfracturen: (meest voorkomende talusfractuur) 50% van de talusfracturen; 15-20% gecompliceerd; speciale röntgenopname is “canale view” trauma mechanisme: deceleratie trauma’s met hyperdorsaalflexie.
Begeleidend letsel: mediale malleolusfractuur (20-30%) lumbale wervelfractuur (10-15%).
Gemodificeerde Hawkin’s classificatie in type I t/m IV

III Talus neus/head fracturen (niet zo vaak voorkomend): Trauma mechanisme: longitudinale compressie in plantairflexie.

 

THERAPIE:
conservatief: onderbeensgips
-    niet gedisloceerde fractuur
-    ernstig communitieve fractuur
operatief: schroeffixatie (oefenstabiel)
-    gedisloceerde halsfractuur
-    trochlea fracturen (reconstructie gewrichtsoppervlak)
-    intra-articulaire fracturen achterste facetgewricht

N.B.     bij gedisloceerde fractuur of talus luxatie: acute operatieindicatie i.v.m. gevaar voor avasculaire osteonecrose.

Therapie in functie van de fractuurindeling:

 I Corpus fracturen:
A.     Fractuur processus posterior (Sherpherd’s fracture):
- conservatief (4-6 weken OBLG) bij avulsiefractuur of niet gedisloceerde intraarticulaire   fractuur.
- ORIF bij > 2 mm dislocatie van intraarticulaire fractuur.
- excisie bij malunion of pseudarthrose.
    
B.     Fractuur processus lateralis:
Bij dislocatie > 2 mm. ORIF
Conservatief als:

  - communitief : evt. later excisie
  - geen dislocatie

  
C.     Fractuur trochlea/corpus: Bij dislocatie met spoed ORIF
    
D.     Osteochondraalfracturen:

stadium I-III:    6-12 weken onbelast gips    
stadium IV:    klein defect: excisie met Pridie drilling
                    groot defect (1/3 dome): reinsertie , evt. met botgraft
stadium III met falende conservatieve behandeling conform stadium IV

II Talus halsfracturen:

type I     onderbeengips 4 weken equinus en 4-8 weken neutraal
type II   ORIF met nadien 6 weken onbelast onderbeengips
type III en IV   eerste onbloedige repositie op SEH. 33-100% AVN
                ORIF via anteromediale en anterolaterale incisie.
                Hawkin’s sign positief = subchondrale osteoporose van de talusrol, 8-12 weken na trauma, als teken van vitaliteit talus (dus geen AVN)

III Talus neus/head fracturen
- geen dislocatie met minder dan 50% involvement:    6-12 onbelast gips
- dislocatie of meer dan 50% involvement:   ORIF, desondanks  later vaak talonaviculaire arthrose; AVN zelden; 10% pseudarthrose.

NABEHANDELING:
conservatief:
-    gips 8 weken, tot 12 weken onbelast
operatief:
-    onbelast tot 12 weken

CONTROLE:
klinisch:    2, 8, 12, 18 en 26 weken
radiologisch: 2 (cons), 8, 12 en 18 weken

COMPLICATIES:
-    pseudoarthrose
-    avasculaire necrose
-    arthrose (onderste dan wel bovenste) spronggewricht

VERWIJDEREN OS MATERIAAL:
-    niet routinematig geindiceerd

Voeg een nieuwe reactie toe

Login om te reageren